Prikaccident en hiv
De Landelijke richtlijn Prikaccidenten maakt onderscheid tussen prik-/snijaccidenten, spataccidenten en bijtaccidenten:
prik- of snijaccident: bloed (of een andere lichaamsvloeistof) komt van de ene persoon via een scherp voorwerp, bijvoorbeeld een injectienaald of scalpel, in het lichaam van een ander persoon
spataccident: bloed komt op slijmvliezen of huid die niet intact is
bijtaccident: bloed komt op mondslijmvlies of speeksel komt in open wond
Door prik-, snij, spat-, en bijtaccidenten kunnen hepatitis B-virus (HBV), hepatitis C-virus (HCV) en Humaan Immunodeficiëntie Virus (hiv) worden overgedragen. Jaarlijks worden er in Nederland naar schatting een kleine 15.000 prikaccidenten gerapporteerd. Het overgrote deel daarvan binnen de gezondheidszorg.
Humaan Immuundeficientie Virus (hiv) is verantwoordelijk voor een hiv-infectie wat de menselijke afweer (het immuunsysteem) afbreekt. Het virus kan overgebracht worden wanneer bloed en lichaamseigen vocht (sperma, voorvocht of vaginaal vocht) in contact komen met een open wond (kapotte huid), slijmvlies of direct met het bloed van een niet geïnfecteerd iemand. Hiv kan niet overgebracht worden door het geven van een hand, zoenen, hoesten en niezen, zweet, tranen en speeksel. Maar er bestaat dus wel kans op besmetting met hiv na een prikaccident.
Lees meer over ...
Hiv en prikaccidenten
Steeds minder mensen in Nederland krijgen Humaan Immuundeficientie Virus (hiv). Toch komen er nog jaarlijks mensen met hiv bij:
Bij een prikaccident is het belangrijk om te weten in welk stadium de infectie is. Hiermee wordt de mate van het risico vastgesteld. Het is nodig de serostatus van de bron te achterhalen. Bij een hoog risico accident en (hoog risico op) een hiv positieve bron wordt post-expositie profylaxe (PEP) tegen hiv geadviseerd. Dit is een kuur van hiv-remmers die vier weken lang geslikt moet worden. Het voorkomt dat iemand hiv-positief wordt. Hoe eerder het slachtoffer met PEP begint, des te groter de kans dat je hiv-negatief blijft. De kuur moet wel binnen twee uur tot maximaal 72 uur na het incident gestart worden. Na 72 uur heeft het geen zin meer om te starten met PEP.
Iemand die hiv-positief is, is niet verplicht dit aan anderen te vertellen. Met medicijnen gaat hiv niet over. Maar iemand die zogenaamde hiv-remmers slikt kan het virus niet doorgeven aan iemand anders. Hiv-remmers moeten iedere dag ingenomen worden. Wanneer in het bloed geen hiv meer zit, kan het virus ook niet meer doorgeven worden.
Kans op hiv na prikaccident?
Bij een prikaccident kan bloed van een met hiv-geïnfecteerde persoon in contact komen met een open wond (kapotte huid), het slijmvlies of direct met het bloed van een niet geïnfecteerd persoon. Hierbij kan hiv dus van de ene op de andere persoon worden overgebracht. Na een prikaccident is het altijd van belang snel vast te stellen welk risico het slachtoffer loopt. Bij een hoog risico op overdracht van hiv door een hiv positieve bron wordt post-expositie profylaxe (PEP) geadviseerd. PEP is een behandeling om de kans op hiv overdracht te verkleinen. Wanneer het slachtoffer met hiv in aanraking komt dan duurt het enige tijd (uren tot een paar dagen) voordat het virus zich definitief in het lichaam nestelt. Indien uiterlijk 72 uur na het incident gestart wordt met PEP kan infectie mogelijk voorkomen worden.
Niet iedereen heeft PEP nodig. Als de bron van het lichaamsvocht hiv-negatief is, dan is PEP overbodig. Als de bron hiv-positief is, speelt de hoeveelheid virus in het bloed van de bron ook een rol. Naarmate de hoeveelheid virus hoger is, neemt het risico van overdracht toe. Als de bron zogenaamde hiv-remmers slikt dan kan het virus niet doorgeven worden aan iemand anders. Want als in het bloed geen hiv meer voorkomt dan kan het virus ook niet meer doorgeven worden. Maar neem het zeker voor het onzekere en test!
Hiv door prikaccident?
Was een hiv-infectie vóór 1987 vaak nog doodvonnis, zo is hiv nu een chronische aandoening geworden, met beperkte effecten. Dankzij hedendaagse antiretrovirale medicatie en combinatietherapie, kan hiv geremd worden en het immuunsysteem stabiel gehouden worden. Wanneer dagelijkse medicatie de virusdeeltjes reduceert tot een zodanig klein aantal dat het niet meer exact meetbaar is in het bloed, wordt die virussituatie ‘ondetecteerbaar’ genoemd; in dat geval is het virus niet overdraagbaar.
Of iemand geïnfecteerd is met hiv kan door bloedafname in een laboratorium onderzocht worden. Het bloed bevat 3 maanden na infectie genoeg antistoffen om een diagnose te geven. Iemand die antistoffen tegen hiv in het bloed heeft, wordt seropositief genoemd. Iemand met een hiv-infectie kan tot nu toe nog niet genezen. Wel bestaat er medicatie die de deling van het virus remt en onderdrukt. Bij succesvolle, frequentiegetrouwe toepassing van deze medicatie (hiv-remmers) kan ook de overdracht van hiv van de ene persoon op de andere sterk geminimaliseerd worden.
Wanneer iemand een risico op infectie heeft gelopen door bijvoorbeeld een prikaccident dan wordt geadviseerd een kuur met PEP (post-exposure prophylaxis) te starten. PEP is in feite hetzelfde medicijn wat mensen met hiv krijgen. Alleen betreft het in dit geval een kuur met een beperkte duur. Door de kuur is de kans op een hiv-positieve test een heel stuk kleiner.